Standaardbeschrijving voor de Kiskunfelegyhazer tuimelaar

  • Hongaars: Kiskunfélegyházi kontyos keringö
  • Oorsprong: De stad Kiskunfélegyháza in Zuid-Hongarije.
  • Type: Breed, kort, krachtig.
  • Stand: Niet te hoog, bijna horizontaal.
  • Kop: Gerond, breed voorhoofd, met dichte, boven de kop uitstekende schelpkap met aan weerszijden goed ontwikkelde rozetten.
  • Ogen: De oorkleur van de geëksterden en de eenkleurig witten is donker. De eenkleurig zwarten, -roden en -gelen hebben een pareloog. De oogranden zijn smal, bleek tot iets roodachtig.
  • Snavel: Krap middellang en krachtig aan de basis; een stompe hoek met het voorhoofd vormend; vleeskleurig.
  • Neusdoppen: Weinig ontwikkeld, glad.
  • Keel: Goed uitgesneden.
  • Hals: Kort, naar verhouding dik.
  • Borst: Breed, goed gerond, naar voren gedragen.
  • Rug: Breed in de schouders, naar achteren versmallend, slechts weinig afhellend.
  • Vleugels: Gespierd, vleugeldracht normaal.
  • Staart: Gesloten, niet te lang, staartdracht normaal.
  • Benen: Kort, nagels blank.
  • Bevedering: Breed, rijk ontwikkeld, goed aanliggend.
  • Ringmaat: 7 mm.
  • Kleurslagen: (hongaarse benaming) Geëksterd (Szivhátu): zwart (feketeszives), rood (vörösszives), geel (sárgaszives), blauw (kékszives) en blauwgekrast. Eenkleurig (Egyszinü): zwart (fekete), rood (piros), geel (sárga), wit (fehér) en blauw zwart geband. Alle kleuren moeten intensief, glanzend en over het hele lichaam regelmatig zijn. Bij de blauwen is een nuance verschil toegestaan in de nek, op de borst. Het uiteinde van de staart draagt een donkere band.
  • Tekening: De basiskleur van de geëksterden is wit. De kop, met uitzondering van een vlek op het voorhoofd (snip), de voorzijde van de kap, de keel tot het midden van de krop (slab), zijn wit. De borst onder de krop en de gehele benen zijn ook wit. Wit zijn ook de buik, de flanken, de rugstreek, de romp en de vleugel met uitzondering van het hart. De vlek (snip) op het voorhoofd (szárcsa), die in de snavelhoek begint en omhoog loopt langs het oog, zonder de oogring te raken, eindigt afgerond bovenop de kop. De achterzijde van de kap en de achterkant van de nek en het hart zijn eveneens gekleurd. Ook gekleurd zijn de veren van de borst vanaf het midden tot de onderkant van de borst, de staart en de staart dekveren.
  • Minder belangrijke fouten: Bij blauw en zwart iets kleur in de snavel. Vleeskleurige oogring. De staart niet helemaal gesloten. De scheidingslijnen van de tekening niet geheel scherp.
  • Belangrijke fouten: Te groot, zeer kleine of ingedeukte snaveldoppen, een niet goed gerond of vlak voorhoofd, een smalle kop, een deuk op de schedel en een oplopend achterhoofd. Een onderbroken niet gelijkmatig rechtopstaande en te dunne opstaande kapveren. Rode, eenrijïge of ruwe oogringen. Een donkere, te lange, te veel naar beneden of voorwaarts gerichte, smalle of open snavel.

Een lange, smalle en niet verticaal gedragen nek. Een smalle weinig geronde borst of een lange en open rug. Hangende vleugels, borstveren die de vleugelboeg niet afdekken, een niet gesloten staart. Lange benen. Veren op het loopbeen of de tenen. Losse, niet glanzende of intensief gekleurde bevedering. De kap niet cirkelvormig, met onderbrekingen, laag aangezet, Naar achter of naar voren neigend. Afwezigheid van manen (pakking), of rozet.